Wet van verloren of gevonden voorwerpen

In het Nederlands Burgerlijk Wetboek staat exact beschreven welke rechten en plichten vinders hebben als ze een voorwerp (inclusief dieren) vinden. Tevens is er vastgesteld wie de uitvoerende verantwoordelijkheid heeft, en dit is ten allen tijde de gemeente waar het voorwerp gevonden is. Politie is verantwoordelijk voor de aangifte en de gemeente voor de zorg van het voorwerp.

U bent als vinder verplicht zo snel mogelijk hierover aangifte te doen. Op grond het wettelijk artikel 5:5 BW is de gemeente de instantie bij wie vinders een aangifte moeten doen. U hebt dan de keuze om het voorwerp in bewaring te geven (u doet hierbij afstand van uw rechten om eigenaar te worden) of zelf te bewaren. Als u kiest om het zelf te bewaren vraag dan om een bewijs van inbewaringgeving bij de gemeente. U hebt wel de plicht voor het onderhoud van het voorwerp zodat het in de oorspronkelijke staat bewaard blijft.

Als er zich binnen een jaar geen eigenaar van het verloren voorwerp heeft gemeld dan vervallen zijn eigendomsrechten en kunt u eigenaar hiervan worden. U moet dan wel een aangifte gedaan hebben bij de politie, anders kunt u niet de eigenaar worden. Dan vervallen de eigendomsrechten van de eigenaar pas na 20 jaar.
Echter voor gevonden paspoorten, rijbewijzen, identiteitspapieren en militaire artikelen geldt een afgifteplicht omdat het hier om staatseigendommen gaat.

Als er binnen het jaar een eigenaar meldt dan heeft u recht op een vindersloon. Hij/zij mag zijn/haar vondst houden tot de eigenaar deze betaalt. Dit kunt u via de rechter opeisen. Gebeurt dit niet binnen een maand dan geeft de eigenaar zijn rechten op het voorwerp op. De vinder wordt dan de eigenaar van de vondst.

Aan deze teksten kunnen geen rechten ontleend worden. Als u meer wilt weten wat uw rechten en plichten zijn, kunt u de volgende documenten raadplegen: